Geowijzer - 3e druk 2020
Home | Begrippen > Begrippentrainer > Deel 1 > Hoofdstuk 5–A
Kies oefenmethode
Toon begrippen
Toon definities
Begin
Aarde
Planeet waarop wij wonen.
Aardkorst
Dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder de oceanen en 35 km onder de continenten.
Asthenosfeer
Vloeibare mantel van de aarde.
Continent
Werelddeel.
Endogene krachten
Krachten in de aardkorst.
Exogene krachten
Krachten die van buitenaf op de aarde inwerken.
Lithosfeer
De aardkorst.
Continentendrift
De theorie dat continenten drijven en verplaatst worden, ook platentektoniek.
Platentektoniek
De theorie dat continenten drijven en verplaatst worden, ook continentendrift.
Aardbeving
Trilling van de aarde als gevolg van het (plotseling) verschuiven van stukken van de aardkorst.
Gebergtevorming
Door de botsing van twee platen gaan de platen omhoog en zo ontstaat er een berg.
Convectiestromen
Stromingen van vloeibaar gesteente in de mantel van de aarde.
Divergentie
Platen die van elkaar af bewegen.
Breuk
Barst of scheur in de aardkorst.
Convergentie
Platen die naar elkaar toe bewegen.
Plooiingsgebergte
Gebergte dat ontstaan is door plooiing van de aardkorst.
Subductie
Situatie wanneer de ene plaat onder de andere duikt.
Horst
Een langs een breukvlak gestegen deel van de aardkorst.
Slenk
Een langs een breukvlak gedaald deel van de aardkorst.
Transversale bewegingen
Beweging waarbij platen langs elkaar schuiven.
Trog
Langgerekte laagte in de oceaan die is ontstaan op een plek waar een aardplaat onder een andere aardplaat duikt (subductie).
Krater
Trechtervormige vulkaanopening die bij een uitbarsting ontstaat.
Lava
Over de aardkorst uitgevloeide magma.
Magma
Het vloeibare gesteente in de asthenosfeer.
Vulkaanuitbarsting
Keer dat een vulkaan lava, as en/of stenen spuwt; ook wel eruptie.
Vulkanisme
Alle verschijnselen die zich voordoen als bepaalde stoffen zoals magma en gassen, uit de asthenosfeer naar boven komen.
Hotspot
De plaats aan het aardoppervlak waar een mantelpluim door de korst is gebroken of tot dicht bij het oppervlak is doorgedrongen.
Schildvulkaan
Zeer brede, maar lage vulkaan met een flauwe helling.
Stratovulkaan
Samengestelde vulkaan die afwisselend bestaat uit as en lava.
Geiser
Als grondwater door het magma boven het kookpunt wordt verhit, stijgt het water onder grote druk maar de oppervlakte en zal spuiten.
Spleeteruptie
Vulkaanuitbarsting waarbij dunne vloeibare lava met weinig gas rustig uit spleten vloeit.
Epicentrum
De plaats loodrecht boven het hypocentrum aan het aardoppervlak waar de aardbeving het sterkst gevoeld wordt.
Hypocentrum
De plaats waar de aardbeving in de ondergrond begint.
Magnitude
Maat waarmee de sterkte van een aardbeving wordt weergegeven.
Schaal van Richter
Manier waarmee de kracht van een aardbeving wordt waargenomen.
van