Het structuur-, gedrags- en resultaatmodel analyseert de concurrentie-intensiteit in bedrijfstakken. Het resultaat:

Door veel te adverteren kunnen meubeldetailhandelaren:

Een onderneming in de bouw heeft een aantal jaren veel winst gemaakt en is nu in staat een concurrent over te nemen die juist in hetzelfde marktsegment opereert. Volgens de analyse met behulp van de SGR-methode (structuur, gedrag, resultaat):

In een bepaalde stad zijn 15 garagebedrijven gevestigd. Sommige daarvan hebben nauwe banden met een merk, zij voldoen aan de voorwaarden die de fabrikanten en importeurs stellen. Andere hebben een vrijere positie en handelen ook in meer merken. Daarnaast bestaan er reparatiebedrijven die zich helemaal vrij vestigen en zich door hun prijszetting in de markt kunnen handhaven. In recessies van de economie verdwijnen er altijd enkele bedrijven omdat de vraag dan daalt. Soms ook worden bedrijven door fusies samengevoegd. De winstgevendheid van alle ondernemingen loopt in zo'n periode terug en veel bedrijven ontslaan ook een deel van hun personeel.

Achtereenvolgens komen in dit voorbeeld aan de orde:

Toetredingsbelemmeringen tot een bedrijfstak zijn:

Het concurrentieproces van heterogene goederen kenmerkt zich door:

Men kan de concentratiegraad in een bedrijfstak benaderen door middel van de Cn-ratio. Een C4 van 25% betekent:

De structuurkenmerken van de marktvorm volledig vrije mededinging zijn:

Agrarische bedrijfstakken vertonen vaak kenmerken van volledig vrije mededinging. Toch bestaan er grote verschillen in de resultaten van de afzonderlijke ondernemingen. Dit is waarschijnlijk een gevolg van verschillen:

De ondernemingen in een duopolie hebben de volgende gedragsmogelijkheden en bijbehorende winsten (winst A; winst B).

Voor deze ondernemingen geldt volgens de speltheorie:

In Nederland hebben enkele banken grote marktaandelen op de spaar- en hypotheekmarkt. Als de Europese Centrale Bank de rente verlaagt, zullen zij:

Een winkelstraat bevat heel veel kledingzaken. Vaak verdwijnt er wel een, maar dan komt er de volgende maand weer een kledingwinkel bij. Kleding is niet hetzelfde: er bestaat herenkleding, dameskleding, kinderkleding, sportkleding, onderkleding, bovenkleding, nette kleding, vrijetijdskleding, spijkerbroekenkleding en ga maar door.

Als een winkel de prijzen verlaagt, neem de klandizie:

Google heeft bijna een monopolie in diverse productmarktcombinaties. Daarom zal zij:

De overheid heeft overleg met een onderneming. In de gesprekken formuleren ambtenaren de doelstellingen die zij belangrijk vinden. Het meest waarschijnlijk liggen die op de volgende gebieden:

Een grote onderneming heeft 55% van de markt in handen. Er is een behoorlijke winstgevendheid en de onderneming merkt dan ook dat steeds meer kleine concurrenten de markt betreden. De onderneming besluit dan ook de prijzen te verlagen:

In een bepaalde bedrijfstak doen zich de afzetcijfers voor zoals in de tabel hieronder is weergegeven.

Afzetveranderingen (%) en aantal producten in een bedrijfstak

Rond 1970 en rond 1980 werd de fase in de levenscyclus gekarakteriseerd door respectievelijk:

Een onderneming produceert papier waarvan steeds minder wordt gebruikt. Volgens de productlevenscyclus:

Een onderneming brengt nieuwe spraakherkenningsproducten op de markt die unieke identificatiemogelijkheden bezitten. Er is grote belangstelling voor. Volgens de productlevenscyclus is dit waarschijnlijk:

De grote staalfabrikanten in de wereld hebben veel van hun concurrenten overgenomen. Men spreekt hierbij wel van horizontale concentratie. Staalfabrikanten onderhandelen over de prijzen aan de verkoopkant met zeer grote afnemers in de auto-industrie, de verpakkingsindustrie, de vliegtuigindustrie en dergelijke. Aan de inkoopkant zijn er slechts enkele mijnbouwondernemingen.

De reden voor de overnames die hieruit naar voren komt, is:

In welke sector komen joint ventures het meest voor?