Potentiële concurrentie wordt bepaald door:

Een concurrentiebepalende factor is de groei van de vraag. Als de vraag daalt:

Een product doorloopt een bedrijfskolom van oerproducent tot consument. Een fabrikant vervaardigt de fysieke onderdelen van het product. Hij betrekt deze van de groothandel en levert het eindproduct aan de detailhandel. Het product is voor de gebruikers substitueerbaar voor producten uit andere bedrijfstakken.

Welke uitspraak over de concurrentie is juist?

Het proces van concurrentie is in een aantal vormen te onderscheiden. Welke uitspraak klopt?

In een bedrijfstak zijn zeven ondernemingen die een product op de markt brengen. Zij zijn in staat de klanten behoorlijk aan zich te binden. De markt is verzadigd; de groei van de markt is dan ook klein en in sommige jaren zelfs negatief.

In deze bedrijfstak is de concurrentie-intensiteit:

Joris heeft een onderneming, hij bouwt websites van een zeer speciale soort: met blended learning. Hij verdient daar een goede boterham mee omdat hij behoorlijk veel klanten heeft die zijn programma's gebruiken. Maar hij moet wel uitkijken voor grote ondernemingen die zich specialiseren in onderwijssoftware. Zij zijn nu nog niet op de markt, maar wat nog niet is, kan komen.

Joris vreest:

Klaas heeft een goede positie gehad in de levensmiddelendetailhandel. Maar hij is al dat managementwerk zat. Hij is warme bakker geworden. Hij maakt lange dagen, maar hij is gelukkig. Hij heeft vrij snel een behoorlijke klandizie opgebouwd. De klanten komen nu bij hem en niet meer bij de supermarkten voor hun brood.

Klaas:

Over de detailhandel: het feit dat − in vergelijking met jaren geleden − steeds meer ondernemingen onder druk staan van de afnemende vraag en toenemende webverkopen heeft de omzet en marges over de hele linie sterk aangetast.

In de detailhandel is volgens deze uitspraak in de loop der jaren:

In een bedrijfstak zijn drie ondernemingen die een product op de markt brengen. Het product verschilt wel per onderneming, maar is toch heel goed substitueerbaar. De markt groeit niet meer en soms is de daling van de afzet behoorlijk vanwege de slechte weersomstandigheden.

Wat zijn de redenen voor een hoge of lage concurrentie-intensiteit in deze bedrijfstak?

De concurrentiepositie van een bedrijfstak ten opzichte van andere bedrijfstakken kan worden afgemeten aan:

Een onderneming is werkzaam in een bedrijfstak met een lage concurrentie-intensiteit. De onderneming behaalt een iets lagere winst dan het gemiddelde in de bedrijfstak.

Deze onderneming heeft :

Onderneming A heeft een hogere winstmarge (10%) dan onderneming B (6%). Onderneming A heeft een slechte concurrentiepositie en onderneming B heeft een goede concurrentiepositie.

De ondernemingen:

Unilever is een belangrijke voedingsmiddelenproducent. De onderneming claimt dat het bedrijf het een stuk beter heeft gedaan dan enkele grote concurrenten. De oorzaak is dat de onderneming naar verhouding meer verkoopt in landen in Azië en Afrika. Daardoor is de achterstand van Unilever op fabrikanten als Nestlé en Procter & Gamble geslonken. De marge groeide met 0,2 procent en dat is meer dan bij de concurrentie. Bij de concurrenten is de marge gelijk gebleven. De Amerikaanse multinational Procter & Gamble zag zijn volumes met slechts 1 procent oplopen.

De maatstaf voor de concurrentiepositie van de Unilever-topman is waarschijnlijk:

Wat is volgens Porter het gevolg van geavanceerde productiefactoren voor de concurrentiekracht?

Wat zijn kenmerken van Original Equipment Manufacturers?

Welke van onderstaande concurrentiebepalende factoren duidt op een hoge intensiteit van de concurrentie in een bedrijfstak?

De diamant van Porter heeft als element de aard van de productiefactoren. Volgens Porter is het voor landen het best als zij:

Welk antwoord op de onderstaande vraag is onjuist?

Kleinere ondernemers in een bedrijfstak streven naar meer toegevoegde waarde. Zij zoeken daarvoor niches in de markt. De bulk van de markt, het segment van laagwaardige goederen laten zij zo langzamerhand over aan andere grote ondernemingen.

Welke van de factoren uit het vijfkrachtenmodel van Porter kan aan het ontstaan van marktniches ten grondslag liggen?

Een industriële onderneming behoort tot een netwerk van samenwerkende bedrijfstakken. De onderneming maakt producten die zij op een brede consumentenmarkt afzet. Daarvoor maakt zij onder de eigen merknaam reclame. Zij doet onderzoek in samenwerking met universiteiten en ontwikkelt samen met de verpakkingsindustrie verpakkingen voor haar producten.

Deze onderneming is een:

Een bedrijfstak op het gebied van ICT-producten (chips voor speciale toepassingen en machines om chips te produceren) in een land is voornamelijk geconcentreerd in een gebied met een technische universiteit, veel gespecialiseerde start-ups, grote aantrekkingskracht voor buitenlandse geleerden, innige relaties met veel Europese afnemers en een meewerkende overheid.

Volgens de opvattingen van Porter heeft deze bedrijfstak: