Welke stelling is juist?

In jaar 1 heeft een onderneming een voorziening opgenomen voor een ingediende schadeclaim van een klant naar aanleiding van een geschil over ondeugdelijk geleverde producten. In jaar 2 is met de klant overeengekomen om een schadevergoeding te betalen waarvan de hoogte gelijk is aan de gevormde voorziening.

Wat is het gevolg van de afboeking van de voorziening in jaar 2 voor het resultaat over dat jaar?

Welke wettelijke bepaling geldt niet voor de presentatie van voorzieningen?

De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat de totale mutatie in het boekjaar van de voorzieningen moet worden opgesplitst in:

Bij het vormen van een voorziening moet recht worden gedaan aan zowel het voorzichtigheidsprincipe als het matchingprincipe.

Bij een te grote toevoeging van de voorziening valt het overschot in een daaropvolgend boekjaar vrij ten gunste van het resultaat.

Welke stelling is onjuist?

Bij het opbouwen van een voorziening is creative accounting onmogelijk.

Als – op grond van ervaringscijfers – 1% van de omzet wordt toegevoegd aan de garantievoorziening, is er sprake van toepassing van de dynamische methode voor de vorming van deze voorziening.

Brillenwinkel Briljant geeft een garantieperiode van een jaar, hetgeen schriftelijk is vastgelegd. De eigenaar van de winkel geeft echter in het tweede jaar ook nog garantie.

Hoe wordt deze laatste verplichting genoemd?

Brillenwinkel Briljant geeft een garantieperiode van een jaar, hetgeen schriftelijk is vastgelegd. Een halfjaar na aankoop gaat de bril van een van de klanten van Briljant kapot, de klant doet een beroep op de garantie.

Hoe wordt deze verplichting genoemd?

Een voorziening wordt in de balans opgenomen als:

Als een voorziening voor milieurisco's moeilijk is in te schatten, wordt er geen voorziening voor gevormd en hoeft dit ook niet vermeld te worden in de toelichting.

De IASB en de RJ stellen als voorwaarde voor het vormen van een reorganisatievoorziening dat er een gedetailleerd reorganisatieplan door de bedrijfsleiding is opgesteld; bovendien moet de bedrijfsleiding op balansdatum al met de uitvoering zijn begonnen of de hoofdlijnen van het plan bekend hebben gemaakt aan de betrokken werknemers.

Welke stelling is juist?

De verkoopprijs van enkele eindproducten ligt einde boekjaar onder de kostprijs waartegen deze in de balans zijn gewaardeerd. Mag er volgens de wet een voorziening voor het verwachte verlies worden opgenomen?

Afda bv heeft de pensioenen van haar werknemers ondergebracht bij Pensionio. Afda betaalt hieraan jaarlijks € 450.000 pensioenpremie. De contante waarde van de pensioenaanspraken van de werknemers van Afda is per 31 december jaar 2
€ 9 miljoen (31 december jaar 1: € 8,6 miljoen). De reële waarde van de beleggingen van Pensionio die betrekking hebben op de pensioenen van de werknemers van Afda, bedraagt per 31 december jaar 2 € 8,5 miljoen (31 december jaar 1: € 7,9 miljoen).

Als er sprake is van een toegezegdebijdrageregeling, wat is dan het gevolg voor de jaarrekening over jaar 2?

Afda bv heeft de pensioenen van haar werknemers ondergebracht bij Pensionio. Afda betaalt hieraan jaarlijks € 450.000 pensioenpremie. De contante waarde van de pensioenaanspraken van de werknemers van Afda is per 31 december jaar 2
€ 9 miljoen (31 december jaar 1: € 8,6 miljoen). De reële waarde van de beleggingen van Pensionio die betrekking hebben op de pensioenen van de werknemers van Afda, bedraagt per 31 december jaar 2 € 8,5 miljoen (31 december jaar 1: € 7,9 miljoen).

Als er sprake is van een toegezegdpensioenregeling, wat is dan het gevolg voor de jaarrekening over jaar 2?

De IASB stelt dat de schulden in volgorde van hun liquiditeit moeten worden gepresenteerd indien zij niet worden opgesplitst in langlopende en kortlopende schulden.

De wet verplicht het vermelden in de toelichting van het bedrag van de langlopende schulden met een resterende looptijd langer dan vijf jaar.

De wet en de RJ verplichten een onderneming in de toelichting aan te geven in hoeverre leningen achtergesteld zijn bij andere schulden, met vermelding van de aard van de achterstelling.

Ontwikkelingskredieten hoeven niet te worden terugbetaald als het nieuw ontwikkelde product geen succes wordt.

Een converteerbare obligatielening is een lening waarbij de obligatiehouders het recht hebben om onder bepaalde voorwaarden hun stukken in te wisselen voor aandelen.

De wet verplicht een converteerbare obligatielening gedeeltelijk als vreemd vermogen en gedeeltelijk als eigen vermogen te presenteren.

Een onderneming kondigt aan een 15-jarige 6%-obligatielening van nominaal
€ 5 miljoen uit te geven. De lening zal aan het eind van de 15 jaar ineens worden afgelost en rentebetaling vindt jaarlijks achteraf plaats. De uitgiftekoers wordt aangepast als de marktrente op het moment van uitgifte afwijkt van de nominale rente van 6%. Bij uitgifte is de marktrente 6,50%. De uitgiftekoers wordt daarop gebaseerd en bepaald op 95,3%.

Wat is de boekwaarde van de obligatielening direct na uitgifte als deze wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs?

Een onderneming kondigt aan een 15-jarige 6%-obligatielening van nominaal
€ 5 miljoen uit te geven. De lening zal aan het eind van de 15 jaar ineens worden afgelost en rentebetaling vindt jaarlijks achteraf plaats. De uitgiftekoers wordt aangepast als de marktrente op het moment van uitgifte afwijkt van de nominale rente van 6%. Bij uitgifte is de marktrente 6,50%. De uitgiftekoers wordt daarop gebaseerd en bepaald op 95,3%.

Hoeveel bedragen de interestlasten in het eerste jaar na uitgifte, bij waardering van de obligatielening tegen geamortiseerde kostprijs?

Een onderneming kondigt aan een 15-jarige 6%-obligatielening van nominaal
€ 5 miljoen uit te geven. De lening zal aan het eind van de 15 jaar ineens worden afgelost en rentebetaling vindt jaarlijks achteraf plaats. De uitgiftekoers wordt aangepast als de marktrente op het moment van uitgifte afwijkt van de nominale rente van 6%. Bij uitgifte is de marktrente 6,50%. De uitgiftekoers wordt daarop gebaseerd en bepaald op 95,3%.

Wat is de boekwaarde van de obligatielening na 1 jaar als wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs?

Een onderneming kondigt aan een 15-jarige 6%-obligatielening van nominaal
€ 5 miljoen uit te geven. De lening zal aan het eind van de 15 jaar ineens worden afgelost en rentebetaling vindt jaarlijks achteraf plaats. De uitgiftekoers wordt aangepast als de marktrente op het moment van uitgifte afwijkt van de nominale rente van 6%. Bij uitgifte is de marktrente 6,50%. De uitgiftekoers wordt daarop gebaseerd en bepaald op 95,3%.

Wat is de boekwaarde van de obligatielening direct na uitgifte als wordt gewaardeerd tegen nominale waarde?

Een onderneming kondigt aan een 15-jarige 6%-obligatielening van nominaal
€ 5 miljoen uit te geven. De lening zal aan het eind van de 15 jaar ineens worden afgelost en rentebetaling vindt jaarlijks achteraf plaats. De uitgiftekoers wordt aangepast als de marktrente op het moment van uitgifte afwijkt van de nominale rente van 6%. Bij uitgifte is de marktrente 6,50%. De uitgiftekoers wordt daarop gebaseerd en bepaald op 95,3%.

Wat is de hoogte van het disagio bij uitgifte?

Een onderneming kondigt aan een 15-jarige 6%-obligatielening van nominaal
€ 5 miljoen uit te geven. De lening zal aan het eind van de 15 jaar ineens worden afgelost en rentebetaling vindt jaarlijks achteraf plaats. De uitgiftekoers wordt aangepast als de marktrente op het moment van uitgifte afwijkt van de nominale rente van 6%. Bij uitgifte is de marktrente 6,50%. De uitgiftekoers wordt daarop gebaseerd en bepaald op 95,3%. Een eventueel disagio wordt met gelijke bedragen per jaar afgeschreven over de looptijd van de lening.

Hoeveel bedragen de interestlasten in het eerste jaar na uitgifte, bij waardering van de obligatielening tegen nominale waarde?

Op 1 januari jaar 1 geeft een onderneming een 3%-converteerbare obligatielening (in zijn geheel af te lossen eind jaar 10) uit, verdeeld in 20.000 stukken van € 100 nominaal. De rente wordt jaarlijks per 31 december (achteraf) voldaan. De marktrente voor soortgelijke obligaties zonder conversierecht bedraagt op moment van uitgifte 5%.

De onderneming gaat voor de waardering van de converteerbare obligatie uit van de voorschriften van de IASB en de RJ: de contante waarde van de interest- en aflossingsverplichtingen, die per 1 januari jaar 1 € 1.691.124 bedraagt.

Hoeveel bedragen de rentelasten uit hoofde van deze converteerbare obligatielening over jaar 1?

Op 1 januari jaar 1 geeft een onderneming een 3%-converteerbare obligatielening (in zijn geheel af te lossen eind jaar 10) uit, verdeeld in 20.000 stukken van € 100 nominaal. De rente wordt jaarlijks per 31 december (achteraf) voldaan. De marktrente voor soortgelijke obligaties zonder conversierecht bedraagt op moment van uitgifte 5%.

De onderneming gaat voor de waardering van de converteerbare obligatie uit van de voorschriften van de IASB en de RJ: de contante waarde van de interest- en aflossingsverplichtingen, die per 1 januari jaar 1 € 1.691.124 bedraagt.

Hoeveel bedraagt de boekwaarde van de converteerbare obligatielening per
31 december jaar 1, na betaling van de rente?

Bij welke van de volgende voorbeelden is er – bij toepassing van de Nederlandse verslaggevingsvoorschriften – sprake van 'on-balance' verwerking?

Welke uitspraak is onjuist?