Inleiding tot de marketing - 5e druk 2020
Home | Begrippentrainer > Hoofdstuk 10
Kies oefenmethode
Toon begrippen
Toon definities
Begin
Afroomprijsstrategie
Strategie waarbij een bedrijf een geheel nieuw product tegen een kunstmatig hoge prijs introduceert (teneinde de markt af te romen), en die prijs vervolgens in combinatie met productdifferentiatie telkens wat verlaagt om ook de meer prijsgevoelige kopers aan te trekken (skimming).
Backward-pricing
Afnemer- of concurrentiegeoriënteerde methode van prijsbepaling, waarbij de fabrikant eerst de gewenste consumentenprijs vaststelt, en vervolgens terugrekent naar z’n eigen af-fabrieksprijs, waarbij hij rekening houdt met de btw en marges van de tussenhandel (eindprijs-min-methode, inverse prijszetting).
Constante kosten
De – in het verleden gemaakte – kosten die (in tegenstelling tot de variabele kosten) niet met de omvang van de productie variëren, en – ook als de productie stilligt – moeten worden doorbetaald (vaste kosten).
Directe kosten
Het totaal van de variabele en constante (vaste) kosten, dat – bij het bepalen van de verkoopprijs – rechtstreeks aan (de productie of verkoop van) een bepaald product kan worden toegerekend.
Discountprijszetting
Concurrentiegeoriënteerde methode van prijsbepaling, waarbij een bedrijf in het kader van zijn positionering of winkelformule een wat lagere prijs voor een product vraagt dan zijn voornaamste concurrenten.
Early adopters
De tweede adoptiecategorie, die bestaat uit 10 tot 15 procent van de afnemers van een nieuw product die dit al vroegtijdig aanschaffen; ze worden vaak als opinieleiders gezien.
Going-rate pricing
Concurrentiegeoriënteerde prijszettingsmethode, waarbij men de prijs baseert op het gemiddelde prijsniveau van concurrerende artikelen (zoals bij sigaretten) of op de marktprijs.
Heterogeen oligopolie
Marktvorm met slechts een beperkt aantal concurrerende aanbieders, die zich – via een strategie van productdifferentiatie van hun mededingers trachten te onderscheiden, om zo meer speelruimte bij de ontwikkeling van een eigen (prijs)beleid te krijgen dan bij volkomen identieke producten mogelijk is.
Homogeen oligopolie
Marktvorm met een klein aantal concurrenten, die producten aanbieden die in de ogen van de afnemers niet van elkaar te onderscheiden zijn, zodat alle aanbieders hun prijzen op die van de prijsleider (moeten) afstemmen.
Indirecte kosten
Kosten die niet rechtstreeks aan een individueel product kunnen worden toegerekend, en waarvoor een opslag wordt genomen om de integrale kostprijs te bepalen.
Innovators
Consumenten die als eerste een nieuw product aanschaffen dat op de markt verschijnt; deze adoptiecategorie (de eerste 2 tot 5 procent van de afnemers) wordt vaak beschouwd als de trendsetters.
Monopolie
Marktvorm met slechts één aanbieder van een product, wiens vrijheid in het vaststellen van de verkoopprijs alleen wordt beperkt door overheidsmaatregelen, de dreiging van concurrenten die de markt betreden of afnemers die op substituten overschakelen.
Monopolistische concurrentie
De in ons land meest voorkomende marktvorm, waarbij relatief veel leveranciers elk een gelijksoortig, maar enigszins afwijkend (heterogeen) product aanbieden, en daarom weliswaar in beperkte mate vrij zijn om een eigen prijs- en verder marketingbeleid te ontwikkelen.
Penetratieprijsstrategie
Strategie waarbij een bedrijf een nieuw product (met relatief lage variabele kosten) voor een zeer lage prijs introduceert, om zo – op een prijsgevoelige markt met veel potentiële concurrentie – snel een groot marktaandeel te verwerven.
Premiumprijszetting
Concurrentiegeoriënteerde methode van prijsbepaling, waarbij een bedrijf een wat hogere prijs voor een product of dienst vraagt dan zijn voornaamste mededingers in de branche.
Prijsdifferentiatie
Het te koop aanbieden van ongeveer hetzelfde product tegen verschillende prijzen, in verband met de kostenverschillen die de levering van de producten op uiteenlopende plaatsen en tijdstippen, in diverse uitvoeringen of aan verschillende afnemers met zich meebrengt.
Prijsdiscriminatie
Het vragen van uiteenlopende prijzen voor (ongeveer) hetzelfde product op verschillende markten (bijvoorbeeld andere afnemersgroepen, regio's of tijdstippen), dat niet gebaseerd is op verschillen in kostprijs maar op verschillen in prijsgevoeligheid van de afnemers.
Prijsmechanisme
Een fundamentele kracht in de economie waarbij hogere prijzen leiden tot minder vraag en tot een – door het winstmotief ingegeven – toename van de aangeboden hoeveelheid; de daaropvolgende – door de concurrentie ontstane – verlaging van de prijzen leidt tot een hogere vraag en een vermindering van de aangeboden hoeveelheid (in verband met de slinkende marges).
Put-out pricing
Een op de concurrentie gerichte prijsstrategie, waarbij de (kapitaalkrachtige) marktleider zijn prijs tijdelijk sterk verlaagt om kleinere concurrenten uit de markt te dwingen.
Stay-out pricing
Een op de concurrentie gerichte prijsstrategie, waarbij de al op de markt aanwezige bedrijven de prijs tijdelijk zo laag zetten, dat het voor nieuwe (potentiële) concurrenten niet lucratief is de markt te betreden.
Variabele kosten
Kosten die rechtstreeks variëren met de omvang van de productie, en nihil zijn wanneer de bedrijfsactiviteiten stilliggen; ze worden meestal direct aan individuele producten toegerekend.
Volledige mededinging
Marktvorm waarbij een zeer groot aantal aanbieders ieder hetzelfde (homogene) product op de markt brengen, en geen van hen een zelfstandig marketingbeleid kan voeren, bijvoorbeeld bij land- en tuinbouwproducten.
van