Internationale economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving - 6e druk 2017
Home | Samenvattingen > Hoofdstuk 4
We kunnen een fasering in de economische ontwikkeling onderscheiden. Ontwikkelingslanden groeien factorgedreven, opkomende industrielanden investerings- en efficiencygedreven en rijke industrielanden innovatiegedreven.
De economische orde van de Verenigde Staten kunnen we omschrijven als het individuele kapitalisme, die van Japan als groepskapitalisme en die van Noordwest-Europa als het Rijnlandmodel. Ieder van deze economische stelsels heeft sterke en zwakke punten.
De opkomst van China heeft ervoor gezorgd dat ontwikkelingslanden op dit moment kunnen kiezen tussen twee groeimodellen: de 'Washington-consensus' en de 'Beijing-consensus'.
Oost-Azië is de snelst groeiende regio ter wereld. De achtergronden hiervoor zijn: het hoge niveau van de binnenlandse besparingen, het niet-elitaire onderwijs en het overheidsbeleid. Bedreigingen voor de groei zijn er ook: de sociaal-politieke instabiliteit in de regio, overinvestering, de gebrekkige fysieke, juridische en financiële infrastructuur, vergrijzing, milieuvervuiling en te weinig innovatie.
Latijns-Amerika is sinds het midden van de jaren tachtig overgegaan van een beleid gericht op importsubstitutie op een beleid gericht op exportbevordering.
Dit heeft de groei tijdelijk verhoogd. De problemen in Latijns-Amerika liggen met name op het gebied van de financieel-economische stabiliteit, de sociale en politieke stabiliteit en de hoge buitenlandse schuld.
De regio Centraal- en Oost-Europa bevindt zich in de moeizame overgang 'van Marx naar markt', die gepaard gaat met economische chaos in de vorm van een hoge inflatie, een dalende productie, een hoge werkloosheid, een tekort op de betalingsbalans en een schever wordende inkomensverdeling.