Zo maak je een verpleegplan - 1e druk 2011
Home | Docentenmateriaal > Studiewijzer
In dit boek wordt het maken van een verpleegplan in acht stappen beschreven.
De leertekst en de opdrachten zijn zo concreet en praktisch mogelijk geformuleerd. Theoretische constructies die abstract blijven, helpen niet bij het leren bedrijven van de verpleegkunde of verpleegkunst. Daarom is een keuze gemaakt voor zo praktisch mogelijk leren en werken.
De situaties en opdrachten komen merendeels voort uit de praktijkervaring van de auteur en haar collega’s. Over het algemeen is er niet alleen maar één goed antwoord of juiste oplossing. Zo is de praktijk ook niet.
Het maken van een verpleegplan is een hulpmiddel om goed te kunnen verplegen. Goed verplegen lukt pas, als je weet wat je aan het doen bent en waarom je dat doet. Argumenteren, reflectie, methodisch kunnen denken en in staat zijn tot een ‘echt’ contact zijn daarom belangrijke basisingrediënten.
Het is de verwachting dat studenten vooral moeite hebben met de beginstappen.
Het kunnen kiezen van een theorie of model kan te abstract voor de student zijn. In dat geval luidt het advies: maak de keus voor de student. Het kunnen kiezen van de juiste theoretische context is belangrijk, maar niet per se een voorwaarde om een verpleegplan te kunnen maken en gebruiken.
Als er een theoretisch uitgangspunt gekozen is, zal de student vooral veel moeten oefenen. Verzamelen van informatie vanuit een theoretische context is een ingewikkelde vaardigheid. Een gesprek kunnen voeren en kunnen sturen is lastig. De balans zoeken tussen een prettig natuurlijk gesprek enerzijds en het vasthouden aan ‘de vragen die je wilt stellen’ anderzijds is alleen door oefening te vinden. Het oefenen van deze vaardigheid kan het best in groepjes studenten plaatsvinden. De docent hoeft daarbij niet steeds aanwezig te zijn. Gesprekken kunnen bijvoorbeeld gefilmd worden en klassikaal nabesproken.
Het kunnen toepassen van (elementaire) logica is de volgende theoretische hobbel die genomen moet worden: analytische vaardigheden; het kunnen beoordelen of er consistentie is; of de conclusies wel volgen uit hetgeen geobserveerd en gezegd is. Dit is het moeilijkste onderdeel. De docent/begeleider zal hier direct bij betrokken moeten zijn, moeilijke begrippen moeten toelichten en het maken van de oefeningen zelf begeleiden.
De stappen 4, 5, 6, 7 en 8 kunnen redelijk zelfstandig doorlopen worden. De stof in het boek (en in de opdrachten) lopen door en volgen steeds op elkaar. Als de student een stap heeft afgesloten, laat deze dan controleren (door de studenten onderling of door de docent). Pas als de stap voldoende begrepen en uitgevoerd is, kan de student verder met de volgende stap.
Het kunnen toepassen van PES, RUMBA, SMART en SOAP is gewenst, vooral ook voor de aansluiting van studenten met de praktijk. De begrippen kunnen door de docent bij vragen nog nader toegelicht worden. Daarna moeten de studenten vooral veel oefenen. Hoe vaker ze dat doen, hoe gemakkelijker het wordt.
De stof in het boek vormt samen met de opdrachten een logisch opeenvolgend geheel. Het materiaal op de website is dat niet. Dit materiaal, de formulieren, moeten gezien worden als:
-
extra
-
ter illustratie
-
mogelijkheid om praktijkformulieren te gebruiken
-
mogelijkheid om discussie te voeren over praktijksituaties
-
te kiezen uit de website wat van toepassing is.
De auteur is bereid:
-
(gast)lessen te verzorgen
-
u te ondersteunen bij het vormgeven van het onderwijs.
U kunt uw vragen richten aan:
jessicahesselink@gmail.com