250 Managementbegrippen - 1e druk 2010
Home | Begrippentrainer > Leiderschap
Kies oefenmethode
Toon begrippen
Toon definities
Begin
Autoritair leiderschap
Een leiderschapsstijl waarbij de manager medewerkers geen ruimte geeft om inspraak
te hebben bij het nemen van beslissingen.
Chief executive officer (CEO)
Eindverantwoordelijk voor de strategie en het ontwerp van de
organisatiestructuur.
Democratisch leiderschap
Beslissingen worden door de manager samen met de groep van medewerkers
genomen.
Functioneel manager
Verantwoordelijk voor een bepaalde functie binnen de organisatie, zoals de inkoop-
of de productiefunctie.
General manager
Geeft direct of indirect leiding aan meerdere (functionele) afdelingen die samen
een of meer producten en/of diensten voortbrengen.
Gezag
Bevoegdheden van de manager om ergens over te kunnen beslissen. Deze bevoegdheden
zijn direct gekoppeld aan de functie van de manager.
Integraal management
Een managementconcept dat binnen de Nederlandse overheid is ontstaan en dat
uitgaat van inspirerend en resultaatgericht leiderschap.
Leiderschap
Het vermogen om een groep zo te beïnvloeden dat doelen worden bereikt.
Leiderschapsstijl
De typerende manier waarop een leider zijn of haar mensen aanstuurt.
Linking pin
Staat voor de manager als verbindingsschakel tussen verschillende groepen binnen
de organisatie.
Macht
Gaat om het hebben van invloed op anderen die samenhangt met de persoon van de
manager.
Management
Het besturen van mensen en dingen met het oog op van tevoren bepaalde
organisatiedoelstellingen.
Rollen van de manager volgens Mintzberg
Een groepering van essentiële activiteiten van de manager.
Situationeel leiderschap
De opvatting dat de beste manier van leidinggeven afhangt van de
situatie.
Theorie X en Theorie Y van McGregor
Beschrijven twee tegengestelde mensbeelden van managers.
Timemanagement
Het effectief benutten van de beschikbare tijd door het stellen van prioriteiten
en het maken van een realistische planning.
van