De student:
weet dat de grootboekrekeningen zijn gerubriceerd in een ontwerp dat het rekeningstelsel wordt genoemd
weet dat binnen dit stelsel de individuele grootboekrekeningen codes hebben; dit is een nummering binnen een bepaald systeem
weet dat de eerste cijfers van deze nummering (codering) van de grootboekrekeningen verwijzen naar de tien rubrieken van het rekeningstelsel
weet dat om snel vanuit een grootboekoverzicht een balans en resultatenrekening te kunnen opstellen zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van zuivere grootboekrekeningen
weet dat een zuivere grootboekrekening een grootboekrekening is die of tot de balansrekeningen behoort of tot de hulprekeningen van het eigen vermogen, dus tot de grootboekrekeningen die we vinden in de resultatenrekening
weet dat een onzuivere rekening gedeeltelijk heeft te maken met de resultatenrekening en gedeeltelijk met de balans
weet dat om tot een snelle maandelijkse afsluiting van de boekhouding te kunnen komen, het gebruik van onzuivere rekeningen dient te worden voorkomen
Globaal is voor de meeste ondernemingen de indeling als volgt:
Rubriek 0 | B | Vaste activa, eigen vermogen, langlopende schulden |
Rubriek 1 | B | Vlottende activa (geen voorraad) en kortlopende schulden |
Rubriek 2 | B | Tussenrekeningen |
Rubriek 3 | B | Voorraden (grond- en hulpstoffen) |
Rubriek 4 | W | Kosten |
Rubriek 5 | W | Verbijzondering indirecte kosten |
Rubriek 6 | W | Fabricagekosten |
Rubriek 7 | B | Voorraad (gereed product) |
Rubriek 8 | W | Verkoop en omzet |
Rubriek 9 | W | (overige) Resultaten |